In de afgelopen dagen zijn er door verschillende toezichthouders en beroepsorganisaties binnen de zorg antwoorden op veel voorkomende vragen op hun website geplaatst. In dit artikel zijn de belangrijkste vragen en antwoorden samengevoegd en aangevuld door advocatenkantoor Velink & De Die. Dit kantoor is gespecialiseerd in het gezondheidsrecht.

1. Ben ik als zorgverlener verplicht patiënten face-to-face te zien om een behandeling te kunnen starten en te declareren?

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft met ingang van 1 maart 2020 de mogelijkheden voor het leveren van zorg op afstand verruimd door alle eventuele belemmeringen of beperkende voorwaarden in alle zorgsectoren buiten werking te stellen. Voorbeelden hiervan zijn een contractvoorwaarde in de NZa-regels of de verplichting van face-to-facecontact. Dit betekent dat zorg op afstand ook in rekening kan worden gebracht zonder dat hiervoor een speciale prestatie is vastgesteld of als niet precies is voldaan aan de voorwaarden. Zorgaanbieders kunnen ook dan een reguliere zitting/ consult/ behandeling declareren.

Het uitgangspunt is op dit moment dat noodzakelijke zorg kan worden geleverd. Deze uitzonderingsmaatregel geldt tot het moment dat de landelijke richtlijnen/adviezen van de overheid en het Rijksoverheid voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) niet meer van toepassing zijn. Na beëindiging zal er een overgangstermijn van een week worden gehanteerd.

Als er binnen uw sector (nog) geen speciale prestatie is vastgesteld voor zorg op afstand of als niet precies is voldaan aan de voorwaarden van een dergelijke prestatie, kunt u op dit moment voor een consult op afstand een reguliere zitting/consult/behandeling declareren.

Binnen de GGZ kunt u een consult op afstand declareren door direct patiëntgebonden tijd te schrijven op de reguliere activiteiten. Medisch specialisten kunnen voor eerste polikliniekbezoeken die door het Coronavirus telefonisch of schriftelijk plaatsvinden, een regulier eerste polikliniekbezoek (190007, 190060 of 234003) registreren.

De NZa is op dit moment in overleg met Zorgverzekeraars Nederland om eventuele belemmeringen in de zorgcontracten ten aanzien van consulten op afstand tijdelijk op te schorten. Hierover is nog geen uitsluitsel.

2. Mag ik als zorgverlener de behandeling aan reeds bestaande patiënten stoppen of opschorten?

Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) sluiten zorgverlener en patiënt een behandelingsovereenkomst met elkaar. Een behandelingsovereenkomst kan alleen worden opgezegd wegens gewichtige redenen. Wat onder gewichtige redenen moet worden verstaan, hangt af van de omstandigheden van het geval. In deze bijzondere situatie moeten verstandige keuzes worden gemaakt over de inzet van de beperkte zorgcapaciteit. De behandelend arts zal in dit verband zelf een belangenafweging moeten maken of electieve zorg nog plaats kan vinden of dat de zorg uitgesteld moet worden.

3. Mag ik als zorgverlener weigeren zorg te verlenen aan een patiënt met (mogelijk) COVID-19?

Zoals uit de vorige vraag volgt kan een reeds gestarte behandeling niet zonder meer beëindigd worden. Dit kan alleen als er sprake is van gewichtige redenen. Ook indien het de zorg aan een (mogelijke) Corona-patiënt betreft, komt het aan op een belangenafweging. Enerzijds zal in een  crisissituatie als deze een zorgverlener niet snel ontslagen worden van zijn verplichting zorg te verlenen. Anderzijds kan van een zorgverlener ook niet gevraagd worden zichzelf in gevaar te brengen. In een situatie waarin er voldoende capaciteit is en voldoende beschermende maatregelen mogelijk zijn voor de hulpverlener én er een acuut gezondheidsrisico is voor de patiënt als de zorg gestaakt wordt, zal het belang van de patiënt zwaarder wegen.

Hetzelfde geldt voor de situatie waarin nog geen behandelovereenkomst tot stand is gekomen en een patiënt zich tot u wendt voor hulp. In dat geval zal het criterium ‘gezondheidsrisico voor de patiënt’ nog zwaarder wegen. Is de patiënt acuut in gevaar of dreigt dit te gebeuren, dan is sprake van een zorgplicht, tenzij zorgverlening een acuut risico voor de hulpverlener oplevert.

4. Mag ik als zorgverlener een patiënt ook zonder verwijzing een consult geven?

De verwijsregels zijn niet veranderd. De verplichting komt voort uit de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Zvw bepaalt dat een patiënt alleen medisch-specialistische zorg vanuit het basispakket vergoed krijgt als er een geldige verwijzing aanwezig is. De Zvw kent wel een uitzondering voor acute zorg. Bij acute zorg is een verwijzing namelijk niet noodzakelijk. Acute zorg betekent niet dat er per se sprake moet  zijn van een fysiek bezoek aan de spoedeisende hulp. Acute zorg kan ook via andere vormen geleverd worden. Voor het registreren van een dbc-zorgtraject en/of zorgactiviteiten is een verwijzing niet verplicht. De aanwezigheid van een verwijzing bepaalt alleen of de zorgverzekeraar de geleverde zorg wel of niet vergoed vanuit het basispakket.

5. Kan ik als zorgaanbieder niet-geregistreerde zorgverleners inzetten ter ondersteuning?

De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft bevestigd dat zorgaanbieders de ruimte hebben om de zorg op afwijkende manieren te organiseren, als dit nodig is om de kwaliteit en de continuïteit van de zorg te waarborgen. Daarbij verwijst de inspectie naar het advies van de KNMG over dit onderwerp, dat de IGJ onderschrijft.

De KNMG heeft geadviseerd dat artsen of geneeskundig-specialisten-niet-praktiserend’ die nog over voldoende recente kennis en vaardigheden beschikken, onder bepaalde voorwaarden ingezet kunnen worden in de zorg. Dit geldt ook voor co-assistenten die nog geen arts zijn, maar wel al een groot deel van hun co-schappen hebben doorlopen en dus ook de nodige praktijkervaring hebben. Ook zij kunnen, onder bepaalde voorwaarden, ingezet worden in de zorg. De voorwaarden zijn:

  1. Zorg die op het deskundigheidsgebied van een arts ligt, wordt bij voorkeur door een terzake bekwaam BIG-geregistreerd arts of geneeskundig specialist verleend.
  2. Alleen indien echt noodzakelijk wordt deze zorg door artsen/geneeskundig specialisten niet-praktiserend verleend of - wanneer voorgenoemden niet beschikbaar zijn - door co-assistenten. Ook wordt de zorg altijd zo gericht mogelijk verleend. Noodzakelijk wil ook zeggen: wanneer het niet verantwoord is de zorg op te dragen aan gekwalificeerde en BIG-geregistreerde niet-artsen, zoals physician assistants, verpleegkundig specialisten of (gespecialiseerde) verpleegkundigen. Voor de inzet van artsen/geneeskundig specialisten niet-praktiserend heeft het de voorkeur dat degenen met de meest recente praktijkervaring, het eerst worden ingezet.
  3. Zodra het weer kan, wordt de zorgverlening direct overgedragen aan gekwalificeerde BIG-geregistreerden (het gaat immers om een tijdelijke maatregel).
  4. Betrokkenen worden zoveel mogelijk ingezet in de niet-complexe zorg en in zorg die aansluit bij de kennis en vaardigheid die zij laatstelijk hebben opgedaan.
  5. De ervaring van de arts/geneeskundig specialist-niet-praktiserend is niet ouder dan 10 jaar en zijn vaardigheid is nog aanwezig of met eenvoudige training en instructie weer voldoende op peil.
  6. Zo nodig worden korte vaardigheidstrainingen gegeven.
  7. Naarmate de voorbehouden handeling in kwestie verder af ligt van het bekwaamheidsniveau dat in redelijkheid van betrokkene mag worden verwacht, wordt voor meer training, instructie, toezicht en tussenkomst gezorgd.
  8. Er kunnen en worden adequate opdrachten door daartoe bevoegde artsen gegeven, die voldoende zicht hebben op de benodigde bekwaamheid.
  9. In de nabije omgeving is een bevoegd en bekwaam arts/geneeskundig specialist aanwezig die kan ingrijpen als dat nodig is.
  10. Er worden duidelijke afspraken gemaakt over welke (voorbehouden) handelingen (onder de onder h en i genoemde voorwaarden) mogen worden verricht.
  11. Betrokkene bewaakt de grenzen van het eigen kennen en kunnen en toont verworven kennis en vaardigheden zoveel mogelijk zelf aan.
  12. Patiënten worden voorgelicht over wie coassistenten en artsen-niet-praktiserend zijn, en dat zij in opdracht en onder supervisie handelen.
  13. Personen die niet meer zijn ingeschreven in het BIG-register doordat zij ooit door de tuchtrechter zijn doorgehaald, worden niet ingezet

De bestuurder van de zorginstelling is en blijft eindverantwoordelijk voor het leveren van goede en veilige zorg. Dat betekent dat de bestuurder op de hoogte is van de wijze waarop de ondersteunende inzet is georganiseerd. Het is niet nodig om de inspectie vooraf te informeren of om toestemming te vragen voor de ondersteunende inzet.

Door het coronavirus maak ik als zorgaanbieder extra kosten. Worden deze kosten vergoed? 

Zorgaanbieders maken de komende periode mogelijk extra kosten, bijvoorbeeld voor het isoleren en verplegen van besmette mensen en extra inzet van personeel. De NZa maakt daarvoor een regeling die vergelijkbaar is met de al bestaande BRMO (Bijzonder resistente micro-organismen)-regel. Met de nieuwe regeling kan de zorgaanbieder in de langdurige zorg deze extra kosten vergoeden. Door de ernst van de situatie rondom het coronavirus kunt u ook achteraf een beroep op deze regeling doen. De NZa streeft ernaar om deze regeling uiterlijk 1 juli 2020 te publiceren op haar website.

Zorgverzekeraars Nederland heeft voor zorgaanbieders van de basisinfrastructuur zorg en zorg voor kwetsbare mensen maatregelen gepubliceerd. Ten aanzien van deze zorgaanbieders geldt het volgende:

  • ZN bereid is middels adequate bevoorschotting door iedere zorgverzekeraar, te voorzien in de benodigde liquiditeit, passend bij de omvang van de contractueel overeengekomen omzet of, waar die ontbreekt, een zo goed mogelijk raming daarvan (bij een situatie zonder Corona-uitbraak);
  • ZN ervoor instaat dat de extra kosten in het kader van de Corona aanpak, na (impliciete) goedkeuring in ROAZ-verband en in afstemming met de meest betrokken zorgverzekeraar(s) door alle zorgverzekeraars worden vergoed. Dit geldt ook voor kosten die redelijkerwijs in lijn liggen met de binnen de ROAZ gemaakte afspraken;
  • ZN samen met de betrokken instellingen naar een passende oplossing zoeken voor de gevolgen van onderbenutting van capaciteit of verschuivingen binnen het zorgaanbod, bijvoorbeeld als gevolg van besluiten in ROAZ verband om electieve capaciteit niet te gebruiken en beschikbaar te houden voor (toekomstige) zorgvraag.

Mag ik als zorgaanbieder alternatieve hulpmiddelen inzetten in verband met de ontstane tekorten?

Door de uitbraak van het coronavirus bestaat de mogelijkheid dat de reguliere medische hulpmiddelen niet meer voorhanden zijn door tekorten. Dan kan het noodzakelijk zijn af te wijken van de richtlijnen, om toch te voldoen aan de verplichting om, zo goed en veilig als mogelijk is, zorg te verlenen. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om in dat geval zelf of binnen de beroepsgroep een zorgvuldige en verantwoorde afweging te maken tussen de verschillende risico’s die het gebruik van een alternatief hulpmiddel met zich brengt, en de verantwoordelijkheid om zorg te verlenen.

Medische hulpmiddelen met een CE-markering beschikken over de juiste kwaliteitswaarborgen voor de beoogde toepassing. Bij producten zonder CE-markering of voor een andere toepassing is dit niet beoordeeld.

Geadviseerd wordt dat zorgaanbieders hun overwegingen en beslissingen navolgbaar vastleggen om zich achteraf te kunnen verantwoorden.

Dit artikel is opgesteld en geschreven door Velink & De Die en is alleen bestemd voor algemene informatiedoeleinden. Hoewel wij de verstrekte informatie met de grootst mogelijke zorgvuldigheid hebben samengesteld kunnen wij, o.a. vanwege de gecompliceerde en veranderlijke aard van wet- en regelgeving, niet garanderen dat deze informatie compleet, actueel en/of accuraat is op het moment van raadpleging en dat deze toepasbaar is in een specifieke situatie.

Wij adviseren u dan ook, na lezing, om contact op te nemen met een van onze advocaten of met uw eigen adviseur voordat u handelt of beslist.