null

Aansprakelijkheid werkgever voor schade werknemer als gevolg van mishandeling door collega

Een werkgever is jegens zijn werknemer aansprakelijk voor de schade die deze in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. Dit is anders indien de werkgever aantoont, dat hij zijn zorgverplichting - het creëren van een veilige werkomgeving - is nagekomen. Ook als de schade in belangrijke mate veroorzaakt is door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer zelf, is de werkgever niet aansprakelijk. Maar is de werkgever ook aansprakelijk voor de schade van een werknemer die hij lijdt als gevolg van een mishandeling door een collega? In een recent arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch kwam dit aan de orde.

Feiten

De werknemer was in dienst van Tempo Team en is als uitzendkracht tewerk gesteld bij een vennootschap. Op 4 maart 2011 was hij werkzaam aan een productielijn van stoelen, waarvan hij de kwaliteit moest keuren. Op enig moment is tussen de werknemer en twee uitzendkrachten van een ander uitzendbureau, die aan dezelfde productielijn werkzaam waren onenigheid ontstaan. Na zijn dienst die tot 02.00 uur duurde, is de werknemer naar buiten gelopen. Hij heeft buiten de deur van de werkplaats op de parkeerplaats van de vennootschap een kopstoot gekregen van één van de twee uitzendkrachten en hij is geslagen. De werknemer heeft zich hierna ziek gemeld en is volledig arbeidsgeschikt gebleven tot het einde van zijn arbeidsovereenkomst. De twee uitzendkrachten zijn voor de mishandeling veroordeeld tot een werkstraf en tot betaling van in totaal € 1.089,82 als voorschot op schadevergoeding aan de werknemer. De werknemer heeft vervolgens bij de rechtbank een verklaring voor recht gevorderd dat de vennootschap aansprakelijk is voor de mishandeling, alsook een schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. De werknemer is tegen deze afwijzing bij het hof in beroep gegaan.

Hof

Het hof stelt de werknemer in de gelegenheid om te bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Hij dient te bewijzen dat enkele minuten voor het einde van de nachtdienst onenigheid is ontstaan, dat hij vrij snel daarna zijn dienst beëindigde en dat hij meteen buiten de deur van de werkplaats is mishandeld.

Op basis van de getuigenverklaringen acht het hof niet bewezen dat het incident over de afgekeurde stoel aan het einde van de dienst heeft plaatsgevonden. Wel staat vast dat dit incident in elk geval na de grote pauze van 22:00 uur en derhalve laat in de dienst heeft plaatsgevonden en dat sprake is geweest van serieus tumult en opschudding. Voorts acht het hof bewezen dat, in elk geval ook vlak voor het einde van de dienst in het pand van de vennootschap (nog) een incident tussen de werknemer en degene die hem kort daarna op de parkeerplaats van de vennootschap (mede) mishandeld heeft, heeft plaatsgevonden. Verder staat vast dat de werknemer direct na het verlaten van het bedrijfspand op de omheinde parkeerplaats van de vennootschap is mishandeld door de collega met wie de onenigheid binnen is ontstaan. Het hof stelt dat de werknemer is geslaagd in het bewijs dat de schade als gevolg van de mishandeling is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden.

Vervolgens komt de vraag aan de orde of de vennootschap heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht (waarmee zij de aansprakelijkheid alsnog kan ontlopen). Het hof acht dat dit niet het geval is. Het hof slaat daartoe mede acht op art. 3 lid 2 van de Arbeidsomstandighedenwet, waarin het volgende is bepaald: “De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting”. Onder psychosociale arbeidsbelasting wordt verstaan: “de factoren direct of indirect onderscheid met inbegrip van seksuele intimidatie, agressie en geweld, pesten en werkdruk, in de arbeidssituatie die stress teweeg brengen”.

Uit de getuigenverklaringen blijkt dat er regelmatig discussies en spanningen waren in verband met goedkeuring van stoelen tussen de interne kwaliteitscontroleurs, onder wie de werknemer en de externe kwaliteitscontroleurs. Er werd op leidinggevend niveau echter weinig, of beter gezegd geen, aandacht besteed aan een vermindering van die spanningen. Voorts acht het hof niet bewezen dat de vennootschap voldoende adequaat heeft gehandeld om de verhoudingen tussen de werknemer en de externe kwaliteitscontroleurs tijdens de betreffende dienst daadwerkelijk te normaliseren. Allereerst is onvoldoende komen vast te staan of de werknemer daadwerkelijk na het incident een andere werkplek in de productielijn heeft gekregen. Gelet op de door één van de getuigen geuite zorg dat de spanningen nog niet waren weggenomen en nu vast staat dat vlak voor het einde van de dienst (nog) een incident heeft plaatsgevonden, concludeert het hof dat de leiding van de vennootschap onvoldoende aandacht heeft besteed aan het handhaven van een veilige werkomgeving. Daarbij komt dat enig beleid of maatregelen gericht op het verminderen van de frequent voorkomende spanningen tussen de interne en externe kwaliteitscontroleurs ontbrak.

Het vorenstaande leidt het hof tot de conclusie dat de vennootschap niet voldaan heeft aan haar zorgplicht (als bedoeld in art. 7:658 lid 1 BW) en dus aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade als gevolg van de mishandeling.

Kortom, indien een werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden als gevolg van een mishandeling door een collega kan de werkgever daarvoor aansprakelijk zijn. Deze aansprakelijkheid kan de werkgever ontlopen door aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht – kort gezegd het creëren van een veilige werkomgeving - heeft voldaan. Dat laatste is de werkgever in onderhavige casus in ieder geval niet gelukt.