null

Duidelijkheid over de aanpak van misbruik WOB

Op 19 november heeft de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, eindelijk zijn licht laten schijnen over de mogelijkheden voor bestuursorganen en rechters om misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) tegen te gaan.

Van misbruik is sprake als verzoeken om informatie (op grond van de Wob) bij de overheid worden ingediend met het enkele doel om de overheid te frustreren en/of om dwangsommen te kunnen innen. Er zijn gevallen bekend waarbij personen de overheid bestoken met dergelijke verzoeken en dit zo veel doen en op zo'n wijze (bij verschillende loketten met verschillende kenmerken) dat het kennelijke motief is gelegen in geldelijk gewin. De dwangsom komt immers in beeld, als de overheid de wettelijke termijn niet respecteert of kan respecteren.

In de nieuwsbrief van oktober 2014 heb ik mijn mening al gegeven over dit onderwerp. Hierbij schetste ik de pogingen van zowel de wetgever, de overheid als de rechter om misbruik tegen te gaan. Duidelijk was dat de civiele rechter door de overheid kon worden aangezocht om misbruik tegen te gaan. Bekendste voorbeeld is die van de huisjesmelker uit Dordrecht. Die weg is alleen erg omslachtig.

De vraag was dus of ook in een bestuursrechtelijke procedure misbruik van recht kon worden opgeworpen met als uitkomst dat de verzoeker niet verder kan met de procedure. Er waren gevallen bekend van lagere rechters die oordeelden dat dit kon. Het was de vraag of deze lijn stand zou houden bij de Raad van State. Met de uitspraken van 19 november 2014 [ECLI:NL:RVS:2014:4129 en ECLI:NL:RVS:2014:4135] heeft deze hoogste bestuursrechter daar antwoord op gegeven.

Dat antwoord luidt dat de mogelijkheid bestaat dat iemand de Wob kan misbruiken en dat dit dan kan betekenen dat voor deze persoon de bestuursrechtelijke weg wordt afgesneden. Kan daarmee ieder onwelgevallig verzoek om informatie door de overheid worden afgewezen? Nee, de uitspraken leren dat een behoorlijk dossier moet zijn opgebouwd waaruit blijkt dat sprake is van misbruik. Iemand moet doelbewust gehandeld hebben om vooral de overheid niet tijdig te kunnen laten beslissen. Het moet duidelijk zijn dat het niet ging om de openbaarmaking van de informatie. Dit kan blijken uit een stapeling van procedures en het bewust op verkeerde plekken indienen van verzoeken of 'gerommel' met kenmerken.