null

Geheimhouding door Raad of College, niet onverkort vanwege de Wob

Binnen de gemeente, maar bij een provincie is dat niet anders, kan ten aanzien bepaalde documenten geheimhouding worden opgelegd. Dat vindt plaats via een geheimhoudingsbesluit. Tot vorige week was alleen degene aan wie geheimhouding was opgelegd (collegelid, raadslid) belanghebbende bij een dergelijk besluit; die kon er dus iets tegen doen. Bovendien kon, bij een Wob-verzoek om die stukken, simpelweg worden verwezen naar de opgelegde geheimhouding en was daarmee de kous (voor verzoeker) af. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ("Raad van State") denkt daar, sinds de uitspraak van 23 november 2016, anders over.

Met die uitspraak, die volgt op een Wob-verzoek van een journalist naar bepaalde documenten, is de Raad van State immers van mening dat een dergelijk Wob-verzoek direct ook een verzoek tot opheffing van de geheimhouding is. Twee verzoeken voor de prijs van één dus!

Aanvullend stelt de Raad van State dat bij een dergelijk verzoek verzoeker geen belang hoeft te hebben. Daaruit volgt dus dat ook een ieder een verzoek kan doen om opheffing. Het ontbreken van enige betrokkenheid bij de geheimhouding in het algemeen (vanwege het het zijn van gemeenteraadslid) of de inhoud van de stukken in het bijzonder (het document ziet op het bedrijf van verzoeker bijvoorbeeld) leidt niet tot het niet hoeven behandelen van het verzoek.

De Raad van State zegt het op deze manier:

"Zoals de rechtbank terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 18 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1183) heeft overwogen zijn besluiten tot het opleggen van geheimhouding en tot het weigeren van de opheffing daarvan primair gericht tot de leden van de raad. Deze besluiten hebben voor hen rechtsgevolgen. In zijn algemeenheid is echter niet uit te sluiten dat er personen of rechtspersonen zijn die een zodanige betrokkenheid hebben bij stukken waarvan geheimhouding is opgelegd, dat zij door deze besluiten rechtstreeks in hun belangen worden geraakt en zij daarom belanghebbende daarbij zijn.

De Afdeling is thans van oordeel dat de indiener van een verzoek om openbaarmaking van documenten waarvan geheimhouding is opgelegd, als belanghebbende in deze zin moet worden aangemerkt. Daartoe wordt overwogen dat, zoals de Afdeling eveneens thans van oordeel is, een verzoek om openbaarmaking van documenten waarvan geheimhouding is opgelegd, altijd tevens moet worden opgevat als verzoek om opheffing van die geheimhouding. Dit betekent dat de indiener van het verzoek zowel belanghebbende is bij het besluit op het verzoek om openbaarmaking als bij het besluit op het verzoek om opheffing van de geheimhouding. Het vorenstaande betekent voorts dat voor zover het verzoek om opheffing van de geheimhouding bij een ander bestuursorgaan moet worden ingediend, op de ontvanger van het verzoek een doorzendplicht rust. In afwachting van het besluit van het andere bestuursorgaan wordt de beslistermijn op het verzoek om openbaarmaking opgeschort."

Wat valt op:

  • een ieder is dus belanghebbende bij een verzoek om informatie waar geheimhouding op rust (betrokkenheid bij de informatie is niet vereist);
  • een Wob-verzoek is direct ook een verzoek tot opheffing geheimhouding;
  • op beide verzoeken moet worden  beslist. Het Wob-verzoek kan worden afgedaan onder verwijzing naar de bijzondere regeling van de Gemeentewet;
  • dat laatste is anders als de gemeenteraad inmiddels heeft beslist op het verzoek tot opheffing in de zin dat de geheimhouding er niet meer op ligt.