null

Misbruik van de Wob; ook een gemachtigde kan worden geweigerd

In verschillende blogs is in deze blogreeks ingegaan op het fenomeen dat misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) heet. Eerst werd nog misbruik gemaakt met het oog op het incasseren van dwangsommen vanwege het te laat besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wob. Dat kan al enige tijd niet meer omdat de regeling over niet tijdig beslissen niet meer van toepassing is bij de Wob. Toch is voor een enkeling ook nog de mogelijke proceskostenvergoeding reden voor het indienen van veel of omvangrijke Wob-verzoeken. Nog altijd moeten overheden dus zo nu en dan beoordelen of sprake is van misbruik en daar consequenties aan verbinden. Ook de rechter voert nog geregeld de toets uit of een beroep wellicht niet ontvankelijk moet worden verklaard vanwege misbruik.

Misbruik en de gevolgen

Eerder werd dus al duidelijk dat verzoeken buiten behandeling konden worden gelaten bij misbruik. Ook werd door sommige rechters erkend dat bij bepaalde gemachtigden misbruik mocht worden aangenomen, tenzij zij konden bewijzen dat dit in een specifiek geval niet aan de orde was. Recent werd uitgemaakt dat uitgangspunt bij een verzoek om informatie gedurende een procedure tegen een verkeersboete vanzelf misbruik oplevert. Tot slot is duidelijk gemaakt dat misbruik tot een proceskostenveroordeling kan leiden van de misbruiker.

Nieuw mogelijk gevolg; weigeren van de gemachtigde

Op 9 mei 2018 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een langverwachte uitspraak waarin een nieuwe optie wordt toegevoegd indien sprake is van Wob-misbruik; het bestuursorgaan dat het verzoek in behandeling moet nemen kan een gemachtigde weigeren. Dit kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht alleen als sprake is van ernstige verwijten jegens die gemachtigde. Een track record van misbruik vond het bestuursorgaan in kwestie voldoende reden om te spreken van dergelijke verwijten.

De Raad van State wijst op het ingrijpende karakter van de bevoegdheid tot weigering van een gemachtigde. Zorgvuldigheid is dus geboden. Concrete feiten en omstandigheden moeten worden gepresenteerd om aan te geven welke ernstige bezwaren een bestuursorgaan aanwezig acht tegen de persoon. Dat had het bestuursorgaan bij de rechtbank - in de eerste fase dus - nog onvoldoende gedaan. In hoger beroep gaat het beter:

Ter onderbouwing hiervan heeft het college uiteengezet dat het in voormelde jaren Wob-verzoeken heeft ontvangen die ondertekend waren door verschillende personen, waarbij [wederpartij] in bezwaar als gemachtigde van die personen optrad. Tezamen met het college van Barendrecht, met welke gemeente ambtelijk wordt samengewerkt, heeft het college in die jaren meer dan 100 van dergelijke verzoeken ontvangen. De betrokkenheid van [wederpartij] ging daarbij veel verder dan een zakelijke relatie tussen een rechtsbijstandverlener en zijn cliënten. Onder meer uit de metadata van elektronisch ingediende documenten is gebleken dat [wederpartij], anders dan de ondertekening van de Wob-verzoeken doet vermoeden, reeds vóór de indiening van de Wob-verzoeken bij de procedures betrokken was. [wederpartij] heeft voorts namens [persoon] onderhandeld met een bedrijf over het maken van de website 'ikwilinformatie.nl', waar in het briefhoofd van het Wob-verzoek ook naar is verwezen. Verder was [wederpartij] zelf aanvankelijk als houder van het domein 'ikwilinformatie.nl' geregistreerd. Dat dit, naar gesteld, een fout was van het bedrijf dat de website heeft gemaakt en deze fout binnen enkele weken is hersteld, laat onverlet dat ook dit erop wijst dat [wederpartij] bij de inleidende Wob-verzoeken betrokken was. Verder heeft het college naar voren gebracht dat [persoon] zich reeds ten tijde van het indienen van de Wob-verzoeken in een schuldsaneringstraject bevond. Om die reden is het uiterst onwaarschijnlijk dat [wederpartij], zoals hij heeft gesteld, op grond van een overeenkomst van opdracht € 200,00 per uur in rekening bracht bij [persoon] voor de werkzaamheden die samenhangen met diens Wob-verzoek. Daarom moet worden aangenomen dat [persoon] niet voor de werkzaamheden van [wederpartij] behoefde te betalen en dat proceskostenvergoedingen en dwangsommen aan [wederpartij] ten goede kwamen.Met de aanvullende informatie in beroep en hoger beroep heeft het college alsnog geconcretiseerd waaruit de ernstige bezwaren tegen [wederpartij] bestaan. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat [wederpartij] niet in een incidenteel en op zichzelf staand geval misbruik heeft gemaakt van het recht om Wob-verzoeken in te dienen en daartegen rechtsmiddelen aan te wenden, maar dat hij dit stelselmatig heeft gedaan. De Afdeling volgt voorts het college in de stelling dat de procedure op grond van de Wob waarin [wederpartij] in bezwaar als gemachtigde van [persoon] is geweigerd, kenmerken vertoonde die duidden op een voortzetting van het patroon van misbruik van recht. Dat de handelwijze van [wederpartij] misbruik van recht inhield, wordt bevestigd door de uitspraken van heden, ECLI:NL:RVS:2018:1499, ECLI:NL:RVS:2018:1500, ECLI:NL:RVS:2018:1501 en ECLI:NL:RVS:2018:1502.

Daarmee erkent de Raad van State dus voor het eerst de mogelijkheid om specifieke gemachtigden te weigeren. Een welkome aanvulling voor de Wob-praktijk voor veel bestuursorganen die nogal eens te maken hebben met juridisch adviseurs waarbij het niet altijd lijkt te gaan om het verkrijgen van informatie ten behoeve van hun cliënten.