null

Schaarse vergunningen; wie mag er over beginnen?

Eerder bleek al dat het onderwerp schaarse vergunningen niet beperkt is tot standplaatsen of speelautomatenhallen. Ook in het omgevingsrecht kan het een belangrijke rol spelen bij de vraag of de procedure van vergunningverlening goed is vormgegeven en op een juiste manier is gevolgd. In een laatste blog werd al ingegaan op procesrechtelijke aspecten die spelen bij een juridische procedure over een schaarse vergunning. Een uitspraak van 17 januari jl. geeft aanleiding voor een bespreking van een ander procesrechtelijk aspect: het relativiteitsvereiste.

Windturbines en schaarse vergunningen

Zoals vaker in het recht wordt een actueel thema, zoals nu dus 'schaarse vergunningen' zo nu en dan opgeworpen door een partij in een procedure in de hoop dat het iets betekent voor het al dan niet in stand blijven van een besluit. De uitspraak die aanleiding vormt voor dit blog, volgt op beroepen van een belangenorganisatie tegen windturbines en omwonenden tegen onder meer de Keurvergunning (van het waterschap), het inpassingsplan (van provinciale staten) en de omgevingsvergunning om de turbines op te richten (van gedeputeerde staten).

De stichting en omwonenden werpen alles in de strijd om de realisatie van de windturbines te voorkomen. Hierbij stellen zij onder (veel) meer dat de mogelijkheden voor de realisatie van windenergie in de gemeente Korendijk ten onrechte zijn beperkt tot één locatie, zijnde de locatie aan het Spui. Dit zou in de hand hebben gewerkt dat slecht één initiatiefneemster over bleef.

Dit gegeven zou dus niet stroken met de eis dat andere potentiële gegadigden gelijke kansen zouden moeten krijgen om in een transparante procedure mee te dingen naar een vergunning voor de realisatie van een windpark aan het Spui. Nu andere gegadigden die kans niet hebben gekregen, is sprake van strijdigheid met de geldende regels en normen voor schaarse vergunningen in het Unierecht en nationaal recht. Geen gekke stelling, gegeven ook de eisen die in november 2016 nog eens zeer helder uiteen zijn gezet door de Raad van State.

Goed punt, maar niet voor u!

De Raad van State gaat hier alleen niet op in. Eerst beziet zij immers of dit wel een beroepsgrond is die - gelet op wie deze grond naar voren brengt - wel tot vernietiging van de vergunning kan leiden. Dit is de toepassing van het zogeheten relativiteitsvereiste dat sinds enkele jaren onderdeel uitmaakt van het bestuursrecht. Dit wil zoveel zeggen als dat iemand alleen een beroep kan doen op een bepaling uit een wet die ook zijn of haar belang beoogt te beschermen.

Hier gaat het op mis in de kwestie van de windturbines aan het Spui. De stichting heeft namelijk enkel als doel om de voorgenomen plannen en realisatie van windturbines kritisch te volgen en te bevorderen dat de realisering van deze plannen niet plaatsvindt. Dit vooral vanwege veronderstelde risico’s voor onder de gezondheid, de veiligheid en de achteruitgang van de kwaliteit van de woonomgeving en leefruimte voor de inwoners van omliggende kernen. De stichting doet van alles, maar heeft niet tot doel te participeren in de realisatie van windenergieprojecten in de gemeente Korendijk. Hiertoe zijn ook geen concrete stappen ondernomen.

Ook een andere appellant heeft niet kunnen aantonen dat deze concrete interesse heeft om mee te dingen in de realisatie van windturbines aan het Spui. Zijn belang is er juist in gelegen de realisatie van deze windturbines te voorkomen.

Kortom, niet iedereen komt het recht op de problematiek van schaarse rechten toe: je moet wel willen meedingen naar de veronderstelde schaarse vergunning. Dan heb je recht van (in)spreken!