null

Schaarse vergunningen; wie procedeert er mee?

Met de bijdragen in de blogreeks over schaarse vergunningen wordt al duidelijk dat een stelsel van schaarse vergunningen al snel procedures uitlokt. Niet zo vreemd ook, er zijn meer potentiële gegadigden dan te vergeven vergunningen. De procedures buitelen dan ook geregeld over elkaar heen, met de nodige complexe bestuursprocesrechtelijke hobbels. Wie nu wat moet aanvechten en wie dan betrokken moet worden in een procedure lag eind vorig jaar voor in een procedure bij de Raad van State. De uitspraak geeft aanleiding voor een blog.

Wie doet mee in een procedure?

Bij een schaarse vergunning is er uiteindelijk een winnaar (degene die de vergunning na de verdeelprocedure heeft verkregen) en een verliezer. De winnaar heeft alleen aanleiding om tegen de vergunning op te komen als een voorschrift hem niet aanstaat.

De verliezer daarentegen heeft alle aanleiding – als hij vindt dat hij op onterechte gronden is afgewezen of ten onrechte niet wist van een te vergeven procedure – voor een rechtsgang. In de regel wordt dan bezwaar gemaakt tegen de eigen afwijzing, maar ook tegen het besluit tot gunning aan de winnaar. Dat laatste vanuit de gedachte dat het niet of te laat opkomen tegen een besluit ertoe kan leiden dat dit besluit in rechte niet meer aanvechtbaar is. Via de leer van de formele rechtskracht wordt dat besluit immers geacht rechtmatig te zijn.

Maakt de verliezer bezwaar tegen de eigen afwijzing, dan dringt de vraag zich op wie bij die procedure moet worden betrokken. Uiteraard is dat de verliezer zelf. Ook de afwijzende instantie – in de uitspraak die aanleiding vormt voor deze blog de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit – kan niet ontbreken. De winnaar daarentegen lijkt geen partij te zijn in dezen. Strikt genomen ligt in zo’n procedure immers de vergunning van de winnaar niet ‘voor’ maar gaat het enkel en alleen om de afwijzing van de aanvraag van de verliezer.

Bijzonderheid bij schaarse vergunningen

Toch komt bij schaarse vergunningen de winnaar ook in beeld in de procedure die loopt over de afwijzing van de aanvraag van de verliezer. Snijdt het bezwaar van de verliezer immers hout, dan heeft dit mogelijk ook gevolgen voor de vergunning van de winnaar. Is bijvoorbeeld het oordeel (van de rechtbank) dat geen transparante gunningsprocedure is doorlopen, dan is dit een zodanig fundamenteel aspect, dat de winnaar vanzelf belanghebbende wordt in de procedure over de afwijzing van de aanvraag van de verliezer. De vergunning van de winnaar wordt dan immers vanzelf ook ter discussie gesteld.

Conclusie en tips

Dat betekent dat de winnaar in de gelegenheid moet worden gesteld als partij aan het geding deel te nemen.

Doet de rechtbank (of de vergunningverlener in de bezwaarfase) dat niet uit zichzelf, dan is het dus zaak als winnaar daarom te verzoeken.

Degene die de vergunning heeft te vergeven doet er goed aan een ieder te betrekken (winnaar en verliezer(s)). Dit alles dus vooral als ter discussie staat of de gevoerde procedure voor de vergunningverlening en het éénvergunningstelsel wel Europeesrechtelijk door de beugel kan. Als de conclusie dan is dat een transparante gunningsprocedure ontbrak – en dus dat de vergunningverlener ook andere geïnteresseerden de mogelijkheid had moeten bieden mee te dingen naar die ene vergunning – dan staat vanzelf de vergunning van de winnaar ter discussie en is dus de houder van die vergunning belanghebbende. Dus moet die partij ook worden betrokken in een lopende procedure.