null

Uitkopen, uitstoten of uitroken van een minderheidsaandeelhouder

Ondernemen doe je vaak samen. Je neemt een (aandeelhouders-)belang in een onderneming omdat je daarin gezamenlijk vertrouwen hebt. Maar wat nu als het onderling vertrouwen verdwijnt of de samenwerking stokt? Omdat er bijvoorbeeld verschillen ontstaan over de koers, omdat er geïnvesteerd moet gaan worden, of omdat er gewoon meningsverschillen bestaan tussen de aandeelhouders onderling. Voor de goede orde: dat hoeven niet eens zakelijke verschillen te zijn; je kunt elkaar op enig moment gewoon beu worden of om zakelijke redenen ruzie met elkaar hebben. Wat doe je in dat geval met je eigen aandelen of met je medeaandeelhouder? Op dit moment blijven nog veel aandeelhouders ongewild te lang met elkaar opgezadeld. Procedures om uitgekocht te worden of uit te kopen zijn momenteel nog omslachtig, duren lang en de criteria voor toewijzing van vorderingen tot ontvlechting zijn beperkt.

Met een nieuw ontwerpvoorstel ‘Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure’ lijkt het makkelijker te gaan worden om van elkaar af te komen als aandeelhouder.

Wie trekt er aan het langste eind?

Bij onderlinge onenigheid is het eerste dat je als aandeelhouder hoe dan ook zult moeten doen: onderzoeken welke strepen je hebt om op te staan. Wie heeft uiteindelijk het laatste woord? Het hoogste orgaan van een Besloten Vennootschap is de Aandeelhoudersvergadering (AVA) en zodra vast staat dat je meer dan 50% van de aandelen bezit, trek je als meerderheidsaandeelhouder in de regel aan het langste eind.

Dat kan nog verschillen als je slechts stemrecht loze aandelen bezit, of als er in de statuten een quorum is afgesproken. Maar als eenmaal vast staat dat je als aandeelhouder het laatste woord hebt, kan je de bedrijfsvoering zodanig aanpassen dat een minderheidsaandeelhouder feitelijk buiten spel staat.

Uitroken

Een meerderheidsaandeelhouder kan voorkomen dat er dividend wordt uitbetaald. Op een dergelijke manier wordt het voor minderheidsaandeelhouders onaantrekkelijk gemaakt om nog langer een belang te houden in een vennootschap. De minderheidsaandeelhouder wordt in feite ‘uitgerookt’. Niet bepaald netjes, en zeker niet altijd terecht.

Vrijwillige uitkoop

Sommige minderheidsaandeelhouders kiezen er voor om in overleg te treden over ‘vrijwillige’ uitkoop. De aandeelhouders dienen in dat geval in overleg de waarde van de aandelen vast te stellen. Soms helpen de statuten daarbij met artikelen over prijsbepaling.

Maar als de aandeelhouders het er wel over eens zijn dat zij uit elkaar moeten, maar het niet eens worden over de prijs van de aandelen, kan een bindend advies door een onafhankelijk ‘valuator’ helpen.

Squeeze out: uitgekocht worden

De meer strijdbare minderheidsaandeelhouder stapt naar de rechter.

Een aandeelhouder kan ten overstaan van de rechtbank stellen dat hij in zijn belangen wordt geschaad door toedoen van de overige aandeelhouder(-s) waardoor van hem niet meer kan worden gevraagd aandeelhouder te blijven. De lat ligt daarbij hoog en een vordering zal niet snel worden toegewezen. Een dergelijke vordering tot uittreding kan ook worden ingesteld tegen de vennootschap op basis van gedragingen van de vennootschap of andere aandeelhouders.

In een procedure zal vervolgens de waarde van de aandelen moeten worden bepaald. De rechter kan de prijs van het aandeel zelfs verhogen als de waarde verminderd is door acties van aandeelhouders of de vennootschap.

Squeeze-out: uitstoten

Als een aandeelhouder door zijn gedrag het belang van de vennootschap zodanig schaadt, dat zijn aandeelhouderschap niet langer geduld kan worden, kan een medeaandeelhouders hem ten overstaan van de rechtbank dwingen zijn aandelen over te dragen. Dergelijke procedures zijn relatief zeldzaam en de vorderingen worden niet vaak toegewezen. Hiervoor is immers vereist dat zij tenminste een derde van de aandelen in bezit hebben. Bovendien moet het gedrag het functioneren van de vennootschap in gevaar brengen. Bijvoorbeeld als de werkgelegenheid van de werknemers dreigt weg te vallen. Daarnaast moet het tot nu toe specifiek gaan om handelen in de hoedanigheid van aandeelhouder (en niet bijvoorbeeld van bestuurder).

Gedragingen die geen verband houden met het functioneren van de betreffende aandeelhouder als zodanig, zijn op dit moment voor de beoordeling van een uitstootvordering niet relevant. Daar gaat met invoering van het wetsvoorstel verandering in komen, waardoor meer procedures tot uitkoop verwacht worden.

Uitkoop door 95% aandeelhouder

Tenslotte is ook nu al in de wet geregeld dat een aandeelhouder die ten minste 95% van de aandelen in een BV of een NV houdt relatief eenvoudig kan vorderen dat de aandeelhouders met minder dan 5 % hun aandelen gedwongen zullen overdragen.

Wetsvoorstel

Op 22 augustus 2019 is een consultatievoorstel geformuleerd:Tot 22 november 2019 kunnen reacties worden geplaatst door middel van internetconsulatie.

Het ontwerpvoorstel beoogt de effectiviteit van de geschillenregeling bij de Ondernemingskamer te verbeteren door de gronden te verruimen waarop de vorderingen van de geschillenregeling kunnen worden toegewezen. Ook beoogt het ontwerpvoorstel een kortere doorlooptijd te realiseren door de introductie van een vereenvoudigde geschillenregeling procedure.

De criteria voor een geslaagde uitstoting en uittreding worden vereenvoudigd. Onder het huidige recht kunnen immers alleen gedragingen verricht in de hoedanigheid van aandeelhouder leiden tot een uitstoting van die aandeelhouder. Na invoering van het wetsvoorstel kunnen ook gedragingen die niet direct verband houden met het functioneren van de aandeelhouder aanleiding zijn voor uitstoting. Hierbij kan worden gedacht aan een aandeelhouder die – los van zijn aandeelhouderschap - de vennootschap bijvoorbeeld oneerlijke concurrentie aandoet. Ook handelingen van aandeelhouders in hun hoedanigheid van bestuurder verrichten worden voortaan bepalend. Ten aanzien van de vordering tot uittreding wordt in het wetsvoorstel verduidelijkt dat het slechts moet gaan om schending van de ‘redelijkheid en billijkheid’ jegens de aandeelhouder. Een ruimer criterium. Tot slot mag een aandeelhouder die zelf wil uittreden een onherroepelijk, onvoorwaardelijk en redelijk bod op zijn aandelen niet langer afwijzen.

Door de versoepelde criteria voor toewijzing van vorderingen tot uitstoting lijkt het eenvoudiger te worden om van elkaar af te komen als aandeelhouder. Als eenmaal de liefde is verdwenen heeft het namelijk weinig zin om gezamenlijk een onderneming voort te zetten.