null

Wat komt er kijken bij de berekening van geleden inkomensschade?

Op 10 april 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) een uitspraak gedaan inzake een verzoek om nadeelcompensatie dat door Rederij Rembrandt B.V. (Rembrandt) is ingediend bij de burgemeester van de gemeente Leiden. Deze uitspraak is relevant omdat de Afdeling duidelijke handvatten geeft voor het berekenen van geleden inkomensschade.

Achtergrond

Rembrandt stelt schade te hebben geleden als gevolg van twee besluiten van de burgemeester, waarbij evenementenvergunningen zijn verleend voor het op pontons in de Nieuwe Rijn:

  1. neerleggen en exploiteren van een ijsbaan, en
  2. voor het organiseren van een kerstmarkt.

Daardoor was de Nieuwe Rijn bijna de gehele decembermaand gestremd voor rondvaartboten. Daardoor leidt Rembrandt schade, zij kon namelijk geen rondvaarten verzorgen. De schade bestaat volgens Rembrandt uit winstderving, kosten voor het aanpassen van het GPS-systeem van de rondvaartboten voor alternatieve routes en waardevermindering van de onderneming.

De burgemeester wijst het verzoek toe en kent een vergoeding toe voor de geleden winstderving. In beroep houdt het besluit stand, omdat volgens de rechtbank geen aanleiding bestaat de toegekende vergoeding hoger vast te stellen. Verder komen de kosten voor het aanpassen van het GPS-systeem niet voor vergoeding in aanmerking, omdat Rembrandt in de betreffende periode niet gevaren heeft en dus geen aanpassingen nodig waren.

Winstderving

In hoger beroep gaat de Afdeling in op de wijze van berekening van de winstderving en hoe tot een correcte berekening van de in aanmerking komende gederfde winst kan worden gekomen.

Correcte berekening winstderving

De Afdeling oordeelt dat voor de bepaling van de omvang van de geleden winstderving een vergelijking moet worden gemaakt tussen de situatie waarin Rembrandt in werkelijkheid verkeert en de hypothetische situatie waarin zij zou hebben verkeerd wanneer de schadeveroorzakende besluit worden weggedacht. In deze hypothetische situatie is de Nieuw Rijn in december niet gestremd.

Voor het berekenen van de winstderving moeten de kosten voor het doorbetalen van de schipper van de kerstomzet met het varen van alternatieve routes worden afgetrokken. Op de uitkomst daarvan moet de nettowinstmarge over de drie voorgaande jaren worden toegepast. Die berekening is de winst die Rembrandt over de kerstperiode had kunnen behalen. Door die winst vervolgens op te tellen bij de gemiddelde winst over de drie voorgaande jaren en de uitkomst van die som te delen door de gemiddelde omzet van Rembrandt over die drie jaren, was uitgekomen op de nettowinstmarge over de kerstperiode. Door die marge te vermenigvuldigen met de omzet die Rembrandt is misgelopen, ondanks dat zij de alternatieve route had kunnen varen, wordt uitgekomen op het bedrag aan winstderving.

Referentieperiode

Bij de toekenning van de vergoeding is uitgegaan van referentieperiode, waarbij gebruik is gemaakt van een specifieke maand uit een specifiek jaar, namelijk november 2013. Rembrandt stelt dat die maand niet vergelijkbaar is met december, zodat de referentieperiode onjuist gekozen is.

De Afdeling oordeelt dat de burgemeester terecht van november 2013 als referentieperiode is uitgegaan, omdat die volgt uit een door Rembrandt overgelegd accountantsrapport, en omdat Rembrandt in 2013 is begonnen met het aanbieden van rondvaarten in de winterperiode.

Kosten aanpassing GPS-systeem

Waar de rechtbank nog stelde dat de kosten voor het aanpassen van het GPS-systeem voor alternatieve routes niet voor vergoeding in aanmerking komen, oordeelt de Afdeling dat door het gebruik moeten maken van die alternatieve routes deze kosten juist voor vergoeding in aanmerking komen. Dat geldt ook als de alternatieve route is gevaren. De Afdeling gaat zelfs nog verder en stelt vast dat de vergoeding voor het aanpassen van het GPS-systeem EUR 1.500,00 betreft. Dit bedrag wijkt af van de door Rembrandt overgelegde offerte à EUR 7496,37.

Waardevermindering

Hierover is de Afdeling kort, zij overweegt dat geleden vermogensschade door waardevermindering in dit geval niet voor vergoeding in aanmerking komt. Doorslaggevend daarbij is dat de gemeente in 2014 het bestemmingsplan “Nieuwe Rijn” heeft vastgesteld en dat dit plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor jaarlijks terugkerende evenementen op het water van de Nieuwe Rijn. Rembrandt kan de waardevermindering daarom in een planschadeprocedure aan de orde stellen.

Bovendien oordeelt de Afdeling dat de gestelde schade slechts tijdelijk van aard is en daarom in beginsel geen duurzaam waardedrukkend effect heeft op de waarde van de onderneming. Rembrandt heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit wel het geval was.

Conclusie

Deze uitspraak biedt een aantal praktische handvatten wanneer het gaat om de correcte berekening van geleden inkomensschade.