null

Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra): de ambtenaar krijgt recht op de transitievergoeding, maar telt het ambtelijk dienstverleden wel mee voor de berekening daarvan?

Met ingang van 1 januari 2020 krijgt het merendeel van de ambtenaren zoveel mogelijk dezelfde rechten als werknemers in het bedrijfsleven. Daartoe vindt een groot aantal veranderingen plaats. Zo krijgen ambtenaren – zoals ik al in een eerder blog schreef - onder meer recht op een transitievergoeding. Echter, mede gezien een recente uitspraak van de Kantonrechter Maastricht is het maar zeer de vraag of het voorliggende ambtelijke dienstverleden (dus vóór 1 januari 2020) meetelt voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding.

Transitievergoeding

De transitievergoeding is geregeld in artikel 7:673 e.v. BW. De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst. Over de eerste tien jaar van de arbeidsovereenkomst is de hoogte gelijk aan een zesde van het loon per maand voor elke periode van zes maanden dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd (kortweg een derde maandsalaris per gewerkt dienstjaar). Over de daaropvolgende jaren is de hoogte van de vergoeding gelijk aan een kwart van het loon per maand voor elke periode van zes maanden (kortweg een half maandsalaris per gewerkt dienstjaar). De vergoeding is in 2018 gemaximeerd op € 79.000,- of een jaarloon indien dat hoger is. Voor oudere werknemers met een lang dienstverband en voor kleine werkgevers gelden nu nog afwijkende regelingen voor het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding. Met de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) wordt de opbouw van de transitievergoeding overigens gewijzigd: de opbouw van de transitievergoeding wordt dan na tien jaar dienstverband niet meer verhoogd en blijft een zesde maandsalaris per gewerkt half jaar.

Ambtelijk dienstverleden en hoogte transitievergoeding

De Kantonrechter Maastricht heeft recentelijk geoordeeld dat bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding het ambtelijk dienstverleden niet meetelt. Wat was hier aan de hand? De werkneemster in kwestie was vanaf 1981 werkzaam op basis van een ambtelijke aanstelling voor het Streekgewest Oostelijk Zuid-Limburg. In 1998 zijn de tot de regio Parkstad behorende gemeenten een samenwerkingsverband aangegaan en heeft een nieuwe organisatie de werknemers van het Streekgewest overgenomen op basis van een arbeidsovereenkomst. Hierbij zijn de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de overgang gecompenseerd.

Vanwege de stopzetting van een subsidie gaat de werkgever in 2018 tot ontslag van de werkneemster over. In de procedure daartoe verschillen partijen onder meer van mening over de mee te tellen dienstjaren voor de berekening van de transitievergoeding. Werkneemster stelt – begrijpelijkerwijs - dat ook de dienstjaren bij het Streekgewest (van 1981 tot 1998) moeten worden meegenomen en lijkt zich daarbij te beroepen op artikel 7:673 lid 4 BW. Hierin is bepaald dat voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst, één of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten met dezelfde werkgever, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, worden samengeteld. Dit geldt ook ingeval sprake is van verschillende werkgevers die worden geacht elkaars opvolger te zijn.

De kantonrechter volgt de werkneemster hierin niet. De periode dat werkneemster werkzaam is geweest voor het Streekgewest was namelijk niet op basis van een arbeidsovereenkomst, maar een ambtelijke aanstelling. Volgens de kantonrechter heeft artikel 7:673 BW het alleen over ‘arbeidsovereenkomsten’ en tellen dus alleen de jaren mee dat werkneemster werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst (dus vanaf 1998 tot en met 2018 en niet de periode vanaf 1981 tot 1998).

De kantonrechter nam verder nog in overweging dat de werkneemster in deze zaak in 1998 voor de gevolgen van de omzetting van haar ambtelijk dienstverband in een arbeidsovereenkomst reeds was gecompenseerd. Dit vormde volgens de kantonrechter reden te minder om bij de berekening van de transitievergoeding met de ambtelijke aanstelling van werkneemster rekening te houden.

Gevolgen Wnra

Deze uitspraak heeft mogelijk gevolgen voor de Wnra. Gelet op de letterlijke tekst van artikel 7:673 BW telt voor de berekening van de transitievergoeding alleen de diensttijd mee, waarin op basis van een arbeidsovereenkomst is gewerkt. In de Wnra wordt niet gesproken over een aanpassing van dit artikel.

De uitspraak van de Kantonrechter Maastricht volgend, zou dit dus tot gevolg hebben dat na de invoering van de Wnra de transitievergoeding van de ambtenaar slechts wordt berekend over de diensttijd waarop deze op basis van een arbeidsovereenkomst heeft gewerkt, dus vanaf 1 januari 2020. Dit zou ertoe leiden dat de transitievergoeding van een ambtenaar aanmerkelijk lager uitvalt dan die van een werknemer met hetzelfde salaris en hetzelfde aantal dienstjaren, maar dan gewerkt op basis van een arbeidsovereenkomst.

Dit lijkt echter een ongewenst effect, mede gezien de kerngedachte achter de Wnra dat de arbeidsvoorwaarden niet wijzigen en dat de rechtspositie tussen ambtenaren en ‘normale’ werknemers zoveel mogelijk gelijk moet zijn. Dat het de bedoeling van de wetgever is dat ook de ambtelijke diensttijd moet worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding kan worden afgeleid uit een passage uit de Memorie van Toelichting op de ‘Aanpassingswet Wnra’ waarvan het wetsvoorstel op 6 november 2018 bij de Tweede Kamer is ingediend. Hierin wordt in het kader van de voorgestelde aanpassing van de 'Wet algemene regels herindeling' namelijk letterlijk door de minister aangegeven dat de periode waarin een ambtenaar op basis van een aanstelling werkzaam is geweest bij een gemeente die is heringedeeld, wordt meegeteld bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding indien de gemeenten worden geacht elkaars opvolger te zijn.

Aanbeveling

Hoewel artikel 7:673 BW vooralsnog alleen spreekt over ‘arbeidsovereenkomsten’, ziet het er dus naar uit dat op grond van de Wnra vanaf 1 januari 2020 ook de jaren gewerkt op basis van een ambtelijke aanstelling voor de berekening van de transitievergoeding moeten worden meegenomen. Indien dit inderdaad de bedoeling is van de wetgever verdient het aanbeveling dit in wetgeving vast te leggen.