null

Het Pensioenakkoord: van zekerheid naar onzekerheid

Op 4 juli 2020 heeft de FNV ingestemd met het Pensioenakkoord. De kern van het Pensioenakkoord is een overgang van een uitkeringsregeling naar een beschikbare premieregeling. Pensioenregelingen bij pensioenfondsen kennen doorgaans een middelloonregeling. Dat is een regeling die een garantie biedt op een bepaalde levenslange uitkering.

Premieregelingen

Volgens het Pensioenakkoord worden deze uitkeringsregelingen omgezet in beschikbare premieregelingen. Dat zijn een soort spaarpotten, die door de pensioenfondsen belegd worden. De spaarpot van een deelnemer levert op de pensioendatum een bedrag op waarvan een levenslang pensioen aangekocht moet worden. Welke uitkering dan aangekocht kan worden, is, behalve van het beleggingsresulaat, afhankelijk van de levensverwachting op dat moment en met name de rentestand.

Levensverwachting en rentestand

Beleggen kunnen pensioenfondsen heel goed. Zelfs in de crisisjaren na 2008 zijn de rendementen gemiddeld 7 à 8% geweest. De opbouw van de spaarpotten van de deelnemers zit dus wel goed.

Het probleem zit hem in de levensverwachting en de rentestand. Als de levensverwachting stijgt, moet de spaarpot over een langere periode worden uitgesmeerd en is het maandelijkse pensioen dus lager. Dat risico ligt bij de (huidige) middelloonregelingen bij het pensioenfonds. Dat heeft immers een levenslange uitkering van een bepaalde hoogte gegarandeerd (ongeveer 70% van het tijdens het werkzame leven gemiddeld verdiende loon). Die garantie is dus met het Pensioenakkoord weg, maar het nadeel door de stijgende levensverwachting is nog wel te overzien.

Het grootste probleem is echter de rentestand. Om te berekenen hoeveel pensioen er met de spaarpot van een deelnemer aangekocht kan worden om maandelijks gedurende de rest van zijn leven hetzelfde bedrag uit te kunnen keren, moet gerekend worden met de rekenrente. Die is door onze regering gesteld op de handelsrente. De handelsrente is op dit moment historisch laag, beneden de 1%,

In 2008 was de rekenrente nog normaal. Toen kostte een levenslang pensioen van EUR 1.000,00 per jaar EUR 15.000,00. Door de lage rente is dat op dit moment EUR 25.000,00 voor hetzelfde pensioen van EUR 1.000,00 per jaar.

Daarom staan de pensioenfondsen nu in het rood, hoewel ze bijna twee keer zoveel geld in kas hebben als in 2008. Voor de deelnemers die nu met pensioen gaan moeten zij immers veel meer geld opzij leggen (voor meer geld pensioenen aankopen) dan zij in 2008 moesten.

Dat renterisico wordt door het Pensioenakkoord verlegd van de pensioenfondsen naar de deelnemers. Daarom sprak de FNV over een casinopensioen. Geen garantie meer op de uitkering, maar een gok wat het zal worden. Desalniettemin hebben de leden van de FNV ingestemd.

In het Pensioenakkoord is wel opgenomen dat er buffers zullen worden aangelegd om schokken op te vangen en nadelige gevolgen zullen worden gecompenseerd. Er zal nog heel wat water door de Maas stromen voordat dit op een aanvaardbare manier is geregeld, want dit gaat heel veel geld kosten.