null

Wonen en zorg: onverbrekelijk met elkaar verbonden

De Woningwet stamt uit het begin van de vorige eeuw. De belangrijkste reden voor die wet was de gezondheidssituatie. De slechte huisvesting was een bron van gezondheidsproblemen geworden en moest vooral daarom worden aangepakt. Het belangrijkste middel: woningcorporaties institutionaliseren en een regeling bieden die financieel te ondersteunen in hun huisvestingstaak.

Het heeft Nederland een prachtig stelsel opgeleverd, waarbij veel Nederlanders terecht trots zijn op de goede huisvesting. Maar ook de zorg is uitgebreid geregeld in Nederland, sinds de introductie van de verzorgingsstaat.

Wonen en zorg hebben beide veel en intensieve ontwikkelingen doorgemaakt, die hun weerslag (en oorzaak) vonden in wet- en regelgeving. Het waren vaak gekoppelde trajecten. Zo is in de huisvesting in 2000 het ‘prestatieveld’ voor woningcorporaties ingevoerd: wonen en zorg. Andersom, indien men de preambule van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) leest, dan is daarin te lezen dat zorg primair beoogd wordt te worden geleverd aan degenen die het nodig hebben, in de thuissituatie. Dat laatste is een gevolg van het regeringsbeleid tot het scheiden van wonen en zorg, vooral na 2012. Daarmee werd van de eerdere ontwikkeling waarin wonen en zorg werden gekoppeld afscheid genomen. Het is al lang geen uitgangspunt meer dat ouderen op enig moment in een bejaardentehuis worden opgenomen. Ouderen worden zo lang mogelijk ondersteund in hun thuissituatie.

De regelgeving voor de zorg is erg versnipperd geraakt. Voor degenen die niet regelmatig met deze regelgeving van doen hebben, is het lastig te volgen wanneer nu precies aanspraak op zorg bestaat en op basis van welke wet dat dan is: de Wmo of de Wlz (Wet langdurige zorg)? Of is het, het Besluit zorgverzekering? Vooral ingewikkeld zijn de financiële regelingen. Het levert soms discussies op. Bekend zijn de acties van een bekende Nederlander om de problemen bij de leemtes in de zorgopvang onder de aandacht te brengen. Ook bekend zijn de problemen die gemeenten ondervinden – en dus hun inwonenden – met het toepassen van de sinds 2015 gedecentraliseerde zorgwetten (de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet). Naast versnipperd, dus ook gecompliceerd. Dat geldt voor de instanties en instellingen die regelingen moeten toepassen, zoals gemeenten en zorginstellingen. Maar temeer geldt het voor degenen die van die zorg afhankelijk zijn.

Die groep overlapt voor een groot deel met de doelgroep van woningcorporaties. Wat voor de zorgwetgeving geldt, geldt ook voor de huisvestingsregelgeving. De regelgeving is ingewikkeld. Dat is vooral na juli 2015 het geval geworden, toevalligerwijs hetzelfde jaar waarin de zorg met de gedecentraliseerde zorgwetten werd geconfronteerd. Na de spraakmakende incidenten met enkele woningcorporaties heeft de wetgever gekozen voor het sterk inperken van de mogelijkheden voor corporaties. Daar komt bij dat de Europese Commissie een beschikking had genomen in 2009 waarmee een doelgroep is afgebakend op basis van inkomensgegevens, die in de Woningwet is geïmplementeerd. Gelukkig heeft de wetgever daaraan na 2009 toegevoegd dat ook bepaalde zorgindicaties recht geven om tot de doelgroep te horen die door woningcorporaties primair mogen worden gehuisvest (overigens, zonder daarbij heel duidelijk te motiveren hoe zich dat tot de Europese beschikking verhoudt). Maar hoe zit het met personen die net geen indicatie hebben die recht op sociale huisvesting geeft? Of hoe zit het met huisvesting in een woongebouw waarin de woningcorporatie verhuurt, maar geen zorg mag verlenen, ook niet bijvoorbeeld een huismeester die de huurders kan helpen met eenvoudige dagelijkse zaken? Dit terwijl de zorgverlener hiervoor geen ondersteuning kan verlenen omdat er geen toereikende financiële ondersteuning (een uitkering) is?

Zo raken huisvesting en zorg elkaar op vele vlakken en kennen zij allebei een complexe set regelgeving. Het maakt de toepassing van die regelgeving ingewikkeld (maar gelukkig meestal niet onmogelijk). De ingewikkeldheid geldt zeker in de grijze gebieden waar de woningcorporatie niet mag, en de zorgverlener niet kan optreden. Het gaat om kwetsbare groepen, en juist zij zijn afhankelijk van deze ingewikkelde regelgeving. Gelukkig zijn er instellingen die bereid zijn in deze lastige materie te zoeken naar oplossingen, in overleg met onder meer gemeenten.

Wonen en zorg zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden, maar het levert soms een ingewikkelde puzzel op.