Op grond van artikel 7:669 lid 3 sub a (de a-grond) van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een arbeidsovereenkomst eenzijdig door de werkgever worden beëindigd op grond van bedrijfseconomische redenen. Dit betreft het noodzakelijkerwijs komen te vervallen van arbeidsplaatsen binnen de onderneming als gevolg van het treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering. Als sprake is van meerdere ontslagen kan mogelijk sprake zijn van een collectief ontslag.

Wanneer is er sprake van collectief ontslag?

Er is sprake van een collectief ontslag in de zin van de Wet melding collectief ontslag (WMCO) als de werkgever het voornemen heeft ten minste twintig werknemers – werkzaam in één werkgebied – binnen een tijdvak van drie maanden te ontslaan. In dat geval moet de werkgever dit voornemen schriftelijk melden aan de belanghebbende vakverenigingen en aan het UWV (art. 3 lid 1 WMCO). De werkgever moet daarbij ook vermelden of er een ondernemingsraad is, en zo ja, wanneer deze is of wordt geraadpleegd.

Berekening aantal werknemers

Met betrekking tot het aantal van twintig werknemers telt elke beëindiging op initiatief van de werkgever mee (dus ook de beëindigingsovereenkomsten die de werkgever heeft gesloten), mits de reden voor ontslag niet is gelegen in de persoon van de werknemer, maar is gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub a BW. Een ontslag wegens disfunctioneren telt bijvoorbeeld niet mee voor de vraag of sprake is van een collectief ontslag in de zin van de WMCO. Daarnaast tellen alleen werknemers in de zin van artikel 7:610 BW mee. Anders dan voorheen tellen ook de payrollwerknemers mee (art. 1 lid 2 WMCO jo. art. 27 Ontslagregeling). Voor de vraag of sprake is van een collectief ontslag tellen niet mee:

  • het ontslag van ambtenaren en zzp’ers;
  • een beëindiging tijdens de proeftijd (art. 2 lid 1 sub c WMCO);
  • een beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege het aflopen van de seizoenarbeid voor het verrichten waarvan zij werden aangegaan (art. 2 lid 2 WMCO).

Meldplicht

Het UWV, dan wel indien van toepassing een cao-ontslagcommissie, neemt de verzoeken voor toestemming tot het opzeggen van de arbeidsovereenkomst pas in behandeling nadat de werkgever heeft voldaan aan zijn meldingsplicht aan de belanghebbende vakverenigingen én nadat uit een schriftelijke verklaring van de werkgever blijkt dat de belanghebbende vakverenigingen en de ondernemingsraad ook daadwerkelijk zijn geraadpleegd (art. 6 lid 1 WMCO). Een verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens bedrijfseconomische omstandigheden kan slechts worden ingewilligd als de kantonrechter zich ervan heeft vergewist of het verzoek verband houdt met een collectief ontslag en zo ja, of de werkgever aan de verplichting tot melding heeft voldaan (art. 6a WMCO).

Tot slot kan de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 5a WMCO niet eerder worden beëindigd dan een maand na de melding bij het UWV van het voornemen de arbeidsovereenkomsten te beëindigen. Deze wachttijd geldt zowel ingeval de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd als wanneer deze op verzoek van de werkgever door de rechter wordt ontbonden of op initiatief van de werkgever met wederzijds goedvinden wordt beëindigd. De wachttijd van een maand geldt niet als de belanghebbende vakverenigingen verklaren dat zij zijn geraadpleegd en zich met de beëindiging kunnen verenigen.

Wat zijn de gevolgen van het niet voldoen aan de meldplicht?

Mocht de werkgever de arbeidsovereenkomst opzeggen – of op zijn initiatief een beëindigingsovereenkomst sluiten met de werknemer – dan is deze opzegging of beëindigingsovereenkomst vernietigbaar als blijkt dat de werkgever niet aan zijn meldplicht heeft voldaan, indien de vakbonden of de ondernemingsraad niet zijn geraadpleegd of indien de maand wachttijd niet in acht is genomen.

De werknemer kan ervoor kiezen om in plaats van vernietiging een billijke vergoeding te verzoeken. De werknemer moet een dergelijk verzoek tot vernietiging of een billijke vergoeding indienen binnen twee maanden na de dag waarop hij redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van het feit dat de werkgever niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 7 lid 1 WMCO, maar uiterlijk binnen zes maanden na de opzegging van de arbeidsovereenkomst of het sluiten van de beëindigingsovereenkomst (art. 7 WMCO).

Artikel 7 WMCO ziet niet op een ontbindingsbeschikking. Als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt terwijl de werkgever niet aan zijn verplichtingen op grond van de WMCO heeft voldaan, moet de werknemer in hoger beroep gaan om dit aan de orde te kunnen stellen.