null

Toezicht en inspectie BRZO 2015

Na een reeks blogs waarin het wettelijk systeem van het BRZO 2015 is besproken, het besluit zelf de nodige aandacht heeft gehad, de verplichtingen van exploitanten alsmede de zorgplicht de revue zijn gepasseerd, is het tijd om stil te staan bij het toezicht op en de inspectie bij deze inrichtingen.

Toezicht

Het toezicht op de inrichtingen en de exploitanten is geregeld in artikel 13 van het BRZO 2015. In dit artikel is bepaald dat de inspectie en het toezicht wordt uitgevoerd door toezichthouders met als doel de gebruikte systemen binnen de inrichting te controleren en er op toe te zien dat:

  • exploitanten passende maatregelen hebben genomen om zware ongevallen te voorkomen;
  • de gevolgen van zware ongevallen worden beperkt, zowel binnen als buiten de inrichting;
  • de gegevens en informatie in het veiligheidsrapport de situatie in de inrichting adequaat weergeven.

De toezichthouders van de BRZO-Omgevingsdienst, Inspectie SZW en de veiligheidsregio zullen doorgaans ook gezamenlijk inspecteren middels een door de toezichthouders gezamenlijk opgezet inspectiesysteem. Overigens schept het BRZO 2015 geen nieuwe toezichtstaak. Het streeft er wel naar om bestaande toezichtstaken van de toezichthouders in goede afstemming te laten plaatsvinden. Hoe dit zich in de praktijk gaat uitwijzen is nog de vraag. Het is vooralsnog wachten op de ministeriële Regeling risico’s zware ongevallen 2015. Naar verwachting zou de Regeling in september 2015 in werking moeten treden, maar dat lijkt niet meer haalbaar.

(Niet-)routinematige inspecties

Een ander belangrijk aspect is de frequentie voor (niet-)routinematige inspecties per inrichting. Dit onderdeel is nieuw met de Seveso III-richtlijn geïntroduceerd.

Toezichthouders bepalen gezamenlijk programma’s voor routinematige en niet-routinematige inspecties. Onder niet-routinematige inspecties vallen zowel onaangekondigde zijn als aangekondigde inspecties. Niet-aangekondigde inspecties zullen voornamelijk betrekking hebben op spoedeisende situaties, zoals ernstige klachten, (bijna-)ongevallen of gevallen van niet-naleving. In artikel 13 BRZO 2015 is bepaald dat toezichthouders zelf de frequentie mogen bepalen, zij het dat er in het besluit wel een minimum is opgenomen. Uitgangspunt is dat hoogdrempelinrichtingen elk jaar worden geïnspecteerd en laagdrempelinrichtingen ten minste eenmaal per drie jaar. Overigens kan hier van worden afgeweken, indien omwille van risicobeoordeling een jaarlijkse of driejaarlijkse inspectiefrequentie niet noodzakelijk wordt geacht.

Inspectieresultaten

Het BRZO 2015 betekent een aanscherping ten opzichte van het BRZO 1999, waar het gaat om de termijn waarbinnen de resultaten van de inspectie aan de exploitant moeten worden medegedeeld. De termijn is nu op vier maanden vastgesteld. In het inspectierapport nemen de toezichthouders de conclusies van de inspectie op, evenals de geconstateerde overtredingen en de mogelijke acties die de exploitant heeft ondernomen of moet ondernemen.. Een nieuw aspect binnen het BRZO 2015 is dat exploitanten de opdracht kunnen krijgen om gebreken in de naleving binnen een redelijke termijn te herstellen.

Handhaving

Om naleving af te dwingen wordt in de toelichting verwezen naar het bestaande handhavingsinstrumentarium, waarin is bepaald dat toezichthouders eisen kunnen stellen aan de wijze en termijn waarbinnen de exploitant de gebreken moet herstellen. Overleg met de toezichthouder over wat een redelijke opdracht en termijn voor herstel is, is geboden. Zo nodig moet tijdig worden opgekomen tegen besluitvorming.

Wij komen tot een afronding. Met de komst van het BRZO 2015 is een aantal veranderingen een feit, maar het blijft de vraag hoe deze veranderingen in de praktijk zullen uitwerken. Voor nu zit er niets anders op dan wachten op de ministeriële Regeling 2015.